De profeet Jeremia zit bij de puinhopen van Jeruzalem. Hij ondersteunt het moede hoofd en betreurt dat zijn profetie is uitgekomen. Het boek waarop zijn linkerarm steunt is de Bijbel. Naast hem liggen schatten uit de verwoeste tempel. Links, klein, is te zien hoe de stad in vlammen opgaat. Recht onder de vlammen, heel klein, staat Zedekia, de koning die de profetieën van Jeremia in de wind sloeg. Hij slaat zijn handen voor zijn gezicht, want Nebukadnezar heeft zijn ogen uitgestoken.

Soms zit je samen met Jeremia een poosje naar je leven te staren. Misschien is het jouwe ook gesloopt. Als een stad in puin. Dingen die er waren, zijn er niet meer. Of dingen die er waren, hebben je beschadigd. Dingen die je nodig had, waren er niet. Baruch, de secretaris van Jeremia, schrijft het allemaal op en de moed zakt hem in de schoenen. Maar dan heeft God voor hem een boodschap, die staat in Jeremia 45.
Jeremia 45
De troost van Baruch
1 Het woord dat de profeet Jeremia gesproken heeft tot Baruch, de zoon van Neria, toen hij deze woorden uit de mond van Jeremia op een boekrol schreef, in het vierde jaar van Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda:
2 Zo zegt de HEERE, de God van Israël, tegen u, Baruch:
3 U zegt: Wee mij toch, want de HEERE heeft aan mijn leed nog meer verdriet toegevoegd. Ik ben moe van mijn zuchten. Ik vind geen rust.
4 Dit moet u tegen hem zeggen: Zo zegt de HEERE: Zie, wat Ik gebouwd heb, ga Ik afbreken, en wat Ik geplant heb, ga Ik wegrukken, zelfs heel dit land.
5 En zou ú voor uzelf grote dingen zoeken? Zoek ze niet, want zie, Ik ga onheil brengen over alle vlees, spreekt de HEERE. Maar u zal Ik uw leven ten buit geven in alle plaatsen waarheen u zult gaan.
Dit zijn woorden van de Heere Zelf: Hij bouwt en Hij breekt af; Hij plant en Hij rukt uit. In beide, voor ons tegenstrijdige, situaties is God erbij en handelt Hij. Hoe ingewikkeld ook, dat vind ik uiteindelijk een moedgevende gedachte. Het heeft ook iets realistisch: als de hele stad verwoest wordt, kun je niet verwachten dat jouw huis ongeschonden uit de strijd komt. Toch houdt Baruch iets over. Het Hebreeuwse woord daarvoor kan zowel met ‘leven’ als met ‘ziel’ vertaald worden. Hoewel het leven niet altijd en niet voor iedereen aantrekkelijk is, zegt de Heere dit om Baruch (en anderen) te troosten. Blijkbaar bedoelt God het leven als een positieve gave, een geschenk.
Vervolgens hoorde ik een kinderlied over de herbouw van Jeruzalem, want Jeremia had niet het laatste woord.
Zoals Nehemia
Tekst & Muziek: Elly & Rikkert Zuiderveld
https://www.youtube.com/watch?v=URRm7CTDfUs
Al ligt de hele stad aan stukken
Met zware stenen sjouwen wij
De God des hemels zal ’t doen lukken
En daarom bouwen wij Jeruzalem
Zoals Nehemia, zoals Nehemia
Al heeft de vijand ons geslagen
Al zijn er gaten in de muur
Wij werken samen alle dagen
Wij zullen slagen op den duur
Al ligt de hele stad aan stukken
Met zware stenen sjouwen wij
De God des hemels zal ’t doen lukken
En daarom bouwen wij Jeruzalem
Zoals Nehemia, zoals Nehemia
Al wil de vijand ons verhinderen
Al lacht hij: dat is veel te zwaar
Wij bouwen samen met Gods kinderen
En het komt voor elkaar
Al ligt de hele stad aan stukken
Met zware stenen sjouwen wij
De God des hemels zal ’t doen lukken
En daarom bouwen wij Jeruzalem
Zoals Nehemia, zoals Nehemia
In therapie wordt er gezeuld, gestreden, afgebroken en opgebouwd. Op een bepaalde manier komt ook het hemelse Jeruzalem zo tot stand. De Bijbel eindigt niet met een puinhoop, maar met een stralende stad. Het is Advent, Christus komt en Hij maakt alle dingen nieuw. Ik hoop dat Hij daar nu al mee bezig is, in ons leven.
Deze overdenking is geschreven door en patiënt van ‘de fontein’ als dagopening.
Laat een reactie achter
Wil je graag reageren op dit verhaal. Heb jij er iets aan gehad? Of wil je gewoon iets met ons delen? Laat dan een reactie achter.