De auto stopt, de motor valt stil. We kijken elkaar aan. Het moment dat we gescheiden worden, komt steeds dichterbij. En niet wij brengen die scheiding aan, maar mijn ziekte. Een diepe zucht. We kijken elkaar nog even aan. Wat zal deze opname brengen? Zal het uiteindelijk een stukje herstel geven? We hebben geen zekerheid. Het moment voor een schietgebedje. Geen woorden, alleen zuchten.
Met opgetrokken schouders en een alerte blik lopen we richting het gebouw. Er lopen veel verschillende mensen rondom het gebouw. Blije mensen. Verdrietige mensen. Drukke mensen. Mensen die somber kijken. Die naar beneden kijken. Mensen die net iets te uitgelaten lijken. die hartelijk lachen, of huilen. Mensen waaraan niets te zien is. Het is niet te onderscheiden: wie is cliënt? Wie is medewerker?
Op het moment dat we de kliniek binnenstappen, denk ik aan Dirk de Wachter en wat hij zegt in zijn boek Vertroostingen. Samenvattend is de boodschap van het boek dat de dokter in dienst is van de cliënt. En die menselijkheid zit in het kleine wat binnen de gesprekskamer kan. In het even een flauw grapje maken. In even de deur openhouden. Even vijf minuutjes langer blijven zitten en niets zeggen. In de vraag: Mag ik even naast je komen zitten zonder iets te doen? Dan alleen al is aanwezigheid helend. (H)erkennen en kennen. Iets wat ik al een tijdje mis en waar ik behoefte aan heb. Tegelijk vind ik het spannend om toe te laten, want dan zou er van alles kunnen gebeuren. Ik zou kunnen breken. Ik zou boos kunnen worden. Ik zou me misschien niet meer kunnen beheersen…
Tijdens het gesprek kijk ik nog even rond in de kamer. Alert zijn heb ik nodig om me veilig te voelen. Weten in wat voor kamer ik ben, en wat spulletjes zeggen over degene waar ik een gesprek mee heb. In de boekenkast zie ik een kaartje staan met de tekst ‘God will make a way where there seems to be no way.’ Het irriteert me. Ik heb juist geen opties. Daarom ben ik hier, een plek die voelt als een doodlopende weg. Hij ziet me naar het kaartje kijken en zegt: ‘Ach ja. Mensen zijn ingewikkeld. Ze doen elkaar veel pijn. Ze hebben jou niet gezien voor wat je bent. Heel vaak begrijpen ze je niet. Heel vaak vinden ze het te spannend om je echt nabij te komen, want dat kan henzelf ook raken. Maar jij weet dit. Ik hoef jou dit niet te vertellen.’
En zo eindigt dit gesprek. We geven de man een hand. Lopen de kamer uit, op weg naar mijn kamer om alle spullen uit te pakken. Ik heb mijn eigen Dirk de Wachter gevonden.
Willemieke Schreurs is theoloog en schrijver.
Deze blog verscheen eerder op CVandaag.nl.
Laat een reactie achter
Wil je graag reageren op dit verhaal. Heb jij er iets aan gehad? Of wil je gewoon iets met ons delen? Laat dan een reactie achter.