De plant had veel potentie, potentie om te groeien, haar wortels waren sterk en lang.
Maar de pot was te klein
en dus stopte ze met groeien.
De plant keek naar de andere potten
die waren groter.
Daar zouden haar wortels
weer de kans krijgen om te groeien.
Maar de plant was gewend geraakt
aan haar vertrouwde, kleine potje.
Ze was bang om dat plekje,
dat veilige bekende plekje,
los te laten.
Dus ontnam ze zichzelf
de kans om weer verder te groeien.
Ze bleef zitten in haar potje
en zag de andere planten
groter worden.
De plant keek eens rond
en vroeg zichzelf af
waarom zij zo klein bleef.
Het voelde zo oneerlijk
dat iedereen om haar heen
maar bleef groeien.
En dat zij vast leek te zitten,
vast in haar eigen potje.
Eruit durfde ze niet
hoe graag ze zou willen.
Dus ze bleef maar wachten
op wat, dat wist ze niet.
Tot er een dag kwam
dat de plant zich wat realiseerde.
Ze besefte zich meer dan ooit
dat ze zichzelf in de knel had gewerkt.
Haar wortels zaten vast,
helemaal vastgeklampt,
aan dat kleine potje.
Al zou de plant het willen
ze kon niet meer uit haar potje.
En de vertrouwde plek
werd een beklemmende plek.
Dus vroeg de plant om hulp
of iemand haar kon bevrijden
van deze nare plek.
En nu zit ze in een andere pot,
ze heeft de vrijheid gekregen
om weer te groeien.
Maar soms mist ze haar oude plekje
en wil ze weer terug.
Op zo’n dag is het moeilijk
om in te zien dat haar plek nu
beter is voor haar.
Op die dagen
vertelt ze aan anderen
over die nare, benauwde plek.
Om zichzelf te herinneren
dat ze nu beter zit.
Dapper om uiteindelijk toch je vertrouwde maar benauwde plekje te verlaten. Daar is veel komen kijken. Maar er is weer groei. Super!